Regenwormen uit de tuin in je wormenhotel?

Foto van auteur
Geschreven door Helena

Gepassioneerde natuurliefhebber die graag meer leert over de wereld van wormen.

Compostwormen zijn regenwormen, maar niet alle regenwormen zijn compostwormen. Kun je zomaar regenwormen die je in de tuin vind in je wormenhotel doen? We leggen het uit!

Laten we beginnen met het onderscheid te maken tussen de type wormen: diepgravers, bodemwoelers en strooiselwormen. Diepgravers zijn regenwormen die zich diep onder de grond bevinden. Ze zijn erg goed in het graven van tunnels. In de laag boven de diepgravers wonen de bodemwoelers. Zij zijn de echte bodemverbeteraars en zorgen ervoor dat organische resten worden omgezet in goede, vruchtbare grond. In de bovenste laag van de bodem wonen de strooiselwormen. Ze zijn lichamelijk niet sterk genoeg om zich verder in de bodem in te graven. Ze zijn wel goed in voortplanting. Binnen no-time is de familie uitgebreid. Ze voeden zich met dood plantaardig materiaal, zoals bladeren, gras en takjes en zijn echte afvalverwerkers. 

Buiten de drie typen regenwormen, bestaan er ook ontzettend veel soorten regenwormen, die allemaal hun eigen kenmerken en leefomgeving hebben. De een houdt van kleigrond, de ander van zanderige gronden. De een houdt van rottend hout, de ander van frisse beekjes. De een is groot, de ander klein. Kortom, de ene regenworm is de andere niet.

Leefomgevingen regenworm

Je kunt je voorstellen dat er met al die verschillen er ook veel regenwormen zijn die niet zo goed gedijen in een kleinere, afgesloten ruimte. We kunnen hierdoor de diepgravers en de bodemwoelers al afstrepen, zij zijn gehecht aan hun ruimte en vrijheid. Wil je dus regenwormen uit je tuin in je wormenhotel, dan kom je al snel uit bij de strooiselwormen – de wormen die in de bovenste laag van de bodem leven. Maar ook onder de strooiselwormen bestaan er veel verschillen en niet elke strooiselworm is geschikt om in je wormenbak te doen. De een leeft graag in zure gronden, de ander in akkers en weer een ander houdt het liever bij zand. Daar komt nog eens bij dat regenwormen, dus ook strooiselwormen, best groot kunnen worden. En als grote worm wonen in een kleine omgeving? Dan ben je snel uitgekronkeld.

En wie wint er?

Dat wil natuurlijk niet zeggen dat er geen enkele strooiselworm geschikt is. Er bestaat namelijk een regenworm met de mooie naam Eisenia fetida, die uitermate geschikt is om in een wormenhotel in te trekken. Deze worm staat ook wel bekend als de compostworm, tijgerworm of mestworm. Zoals de naam doet vermoeden, vind je deze wormen in het wild vooral terug in mest, composthopen, onder vochtige plantenresten en stenen, en in bodems die rijk zijn aan organisch materiaal. Ze zijn daarnaast ook vrij klein en daarmee dus perfect voor je wormenhotel.

Wil je dus beginnen met een wormenbak of wormenhotel, dan kun je op zoek gaan naar compostwormen in mest- en composthopen. Zo kun je langzaam je wormenhotel vullen. Je kunt er ook voor kiezen om gekweekte compostwormen te kopen. Deze zijn dan sowieso gewend om in een bak te leven.

Eisenia fetida, ook wel bekend als mestworm, compostworm of tijgerworm.
Mestworm”, door Steve Kerr, licentie CC BY 2.0 (uitsnede van origineel)

Compostwormen uitzetten in de tuin

En andersom? Zou je compostwormen uit je wormenhotel gewoon in je tuin los kunnen laten? Dat ligt eraan. Als je gekweekte compostwormen hebt gekocht, zou ik ze niet zo snel in je tuin gooien. Dit zijn ze niet gewend. Mocht je dit toch willen, bijvoorbeeld omdat je stopt met je wormenhotel, dan moet je ervoor zorgen dat je tuin goed vochtig is. Zorg dus voor een goede, dikke mulchlaag. Je zou in het wild gevangen wormen wel weer uit kunnen zetten op de plek waar je ze gevonden hebt.

Plaats een reactie